De presentaties en dialogen hadden een sterk inhoudelijk karakter en zoomden in op verschillende facetten van het ‘stadmaken’. De energie waarmee de veelal Rotterdamse aanwezigen bijdroegen aan het debat, dat vooral ook in de wandelgangen gevoerd werd, zou je haast doen geloven dat ’stadmaken’ als een heus nieuw Rotterdams werkwoord kan worden beschouwd. “A city is not a collection of stones, a city is about people”, stelde de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb tijdens zijn keynote aan het eind van de dag. Zijn onderliggende vraag aan het publiek was: hoe gaat u mij helpen te zorgen dat de stad van en voor iedereen blijft?
Aboutaleb kiest bij aanvang ervoor zijn betoog, als reactie op de presentatie van keynote speaker David Adjaye, in het Engels te houden. Zijn eerste conclusie is direct een rake: dat het zover heeft moeten komen dat twee Afrikanen – een uit Tanzania en de ander uit Marokko – Rotterdam wel even komen adviseren op het gebied van stedelijke ontwikkeling. Het is de opmaat voor een multicultureel en vooral menselijk betoog dat een oorsprong kent in de ogenschijnlijk eenvoudige, maar uiterst effectieve oplossingen in de projecten van Adjaye: door publieke functies toe te voegen en de binnenruimtes met buiten te verbinden ontstaat verweving. En juist dat ziet de architect als zijn inzet om mensen samen te brengen, om een samenleving te zijn van mensen met verschillende achtergronden.
Alle ingrepen van de Britse architect lijken zo vanzelfsprekend: grote open ruimtes aan de straat, toegankelijke dakterrassen, het maken van publieke ruimte naast gebouwen, verbindingen leggen met archieven van musea om lokale tentoonstellingen te kunnen organiseren. Adjaye is in zijn projecten op zoek manieren om mensen dichter bij elkaar te brengen in plaats van te polariseren, en gebruikt daarvoor de metafoor van de Afrikaanse omslagdoek. De strak geweven, kleurrijke patronen vormen hechte verbindingen die samen één geheel zijn. En zo ook zijn architectuur.
Aan de hand van zijn projecten in New York maakt Adjaye duidelijk dat de stad, net als vele andere steden in Amerika, grote tegenstellingen kent. In een van zijn ontwerponderzoeken stuit hij op de verdubbeling van het aantal daklozen in de stad in de afgelopen 40 jaar naar bijna 240.000, ondanks dat in diezelfde periode de welvaart juist enorm is toegenomen. Op dat gegeven slaat de burgemeester aan: niet de stenen, maar de samenleving maakt de stad. En daar hoort een dak boven het hoofd bij, voor iedereen. Het is beneden Aboutalebs norm, beneden zijn persoonlijke grens van medemenselijkheid, om mensen buiten op straat te laten slapen. Zo’n samenleving wil hij niet zijn en hij stelt de mens centraal in doelstellingen voor de toekomstige ontwikkelingen van de stad, niet de nieuwe hoge torens die nu langzaamaan de skyline van de stad verder tekenen.
Aboutaleb spreek van de ‘We Society’: een samenleving waarbij samen en met elkaar centraal staat zonder uitsluiting. Een inclusieve stad dus. Om die samenleving vorm te geven zijn veel disciplines nodig. Naast professionals in het sociale domein, woningcorporaties en politici is er ook een rol weggelegd voor architecten, stedenbouwkundigen en ontwikkelaars.
Diversiteit wordt gezien als de brandstof om de ‘We Society’ op gang te brengen en te houden. Door functies te mixen, door doelgroepen naast en met elkaar te laten wonen, door een grote variatie in prijsaanbod te ontwikkelen ontstaat die diversiteit.
De vraag is of architectuur en stedenbouw aan de verbetering van multi-problematische situaties van dak- en thuislozen en mensen die leven rond de armoedegrens een serieuze bijdrage kan leveren. Als we architectuur zien als een onderdeel van het stadmaken en daarbij werkelijk de mens centraal durven stellen zoals Aboutaleb dat doet, dan kan de impact die wij als ontwerpers op het leven in de stad hebben groot zijn ten aanzien van leefbaarheid, toegankelijkheid, betaalbaarheid en veiligheid. Laten we de burgemeester helpen bij zijn grensbewaking. Werk aan de winkel!