De Taskforce is in de zoektocht naar geld en een plan om scholen naar de toekomst toe te verduurzamen gestuit op een veel omvangrijker probleem dan de verduurzamingsopgave alleen: vocht en schimmel zijn het gevolg van structureel te weinig geld en leidt tot slechte lokalen. Nu dit probleem in het vizier is bij de Taskforce Bouw is er een plan! Wientjes heeft met schoolbesturen en pensioenfondsen een oplossing gevonden waarbij het mes aan meerdere kanten zal gaan snijden. Door pensioenfondsen de rol van eigenaar en opdrachtgever te laten voeren, kunnen scholen zich richten op hun kerntaak, namelijk het bieden van goed onderwijs. Geld wordt door de pensioenfondsen geïnvesteerd (belegd), scholen betalen een vorm van huur met een contract voor langere tijd; een vorm van een publiek-private samenwerking (PPS). Om succesvol te zijn in het rendement op de investering zijn portefeuilles nodig waarin tientallen, wellicht honderden scholen zijn ondergebracht.
Met het introduceren van professionele expertise en opdrachtgeverschap door op rendement-gerichte (markt)partijen heeft het plan voor mij alle kenmerken van Value-Engineering, zoals ik het jarenlang in Engeland heb meegemaakt. Het is een oplossing die tot iets leidt, maar waarvan eigenlijk niemand echt precies weet wat dat dan is. Welke benefit wordt hier gegenereerd? Wie wordt er op de korte en de langere termijn beter van? De scholen, de gepensioneerden, de leerlingen?
In de afgelopen tien jaar ben ik werkzaam geweest in de Engelse bouwindustrie. Ik heb daar in verschillende projecten ervaren hoe de verregaande professionalisering van de bouwindustrie heeft geleid tot een enorme stijging van de kosten. Doordat meer partijen een rol zijn gaan spelen in het initiatie-, ontwikkel-, ontwerp- en realisatieproces is de waarde van de pond sterling per vierkante meter gebouw alsmaar afgenomen: opdrachtgevers en eindgebruikers krijgen voor hetzelfde geld steeds minder ruimte en vooral steeds minder kwaliteit. Verzacht door de positieve lading van het woord ‘waarde’ in Value-Engineering (VE) wordt de opdrachtgever een worst voorgehouden die na bereiding toch anders blijkt te smaken dan vooraf gedacht.
Het was Larry Miles, ingenieur bij General Electric, die de term VE introduceerde in de jaren ’40. Om sneller tot keuzes te komen in een ontwerp- of productieproces ontwikkelde hij een systematische methode om de juiste balans tussen kosten en kwaliteit in beeld te brengen, te beoordelen en op basis van analyses hierop beslissingen te nemen: de Value Method. Belangrijk in deze methode is om de benefit, het voordeel van een keuze zo waarheidsgetrouw mogelijk in beeld te krijgen. Anders dan mijn ervaringen tijdens Value-engineeringssessies in Birmingham of Manchester is het doel van de Value Method om vast te stellen wat je werkelijk voor je geld kunt realiseren.
Doordat de economie functioneert als ecologisch systeem van afhankelijkheid hebben alle keuzes effect: meer geld voor kwaliteit betekent minder ruimte. Minder geld voor ruimte betekent meer leerlingen in de klas. Minder geld voor huisvesting betekent in het plan van Wientjes indirect ook minder rendement op de pensioenvoorziening. En daarmee minder pensioenopbouw voor de ouders van de leerlingen. Omdat het beleggen in uiteenlopende portefeuilles veel meer onzekerheden in zich heeft dan het bepalen van de kosten voor een gezond en duurzaam schoolgebouw, lijkt investering in onderwijshuisvesting volgens mij de ideale belegging voor de pensioenfondsen. Maar dan wel met meer geld voor kwaliteit voor lucht, ruimte en duurzaam materiaalgebruik. Investering met lagere rendementsdoelstellingen zorgt zo voor een grotere zekerheid op maatschappelijk rendement; een publiek-private samenwerking werkelijk gericht op kwaliteit. De benefit is er dan zowel voor de leerling als voor zijn grootouders.